Aurore Aubouin heeft er dertien jaar opzitten bij De Munt en twee jaar bij de Philharmonie de Paris. Jeroen Vanacker komt dan weer van het Concertgebouw Brugge, waar hij liefst 21 jaar aan de slag was. Om maar te zeggen dat de nieuwbakken muziekdirecteurs van Bozar over uitstekende geloofsbrieven beschikken én niet bekend staan als de grootste jobhoppers. Tot voor kort kenden ze elkaar niet persoonlijk – het buikgevoel van Bozar-directeur Christophe Slagmuylder bracht de twee samen – maar ze voelen nu al instinctief aan wie welke vragen het beste kan beantwoorden en waar ze elkaar kunnen aanvullen. Het hele interview lang praten ze nauwelijks door elkaar, nooit naast elkaar, maar steevast als een stem uit twee monden.
“We hebben inderdaad nog nooit samengewerkt,” geeft Aurore Aubouin toe, “maar dankzij gemeenschappelijke kennissen had ik wel een beeld van Jeroen. Een positief beeld. Hij werd me altijd voorgesteld als iemand open en integer, iemand die gelooft in de intelligentie van het collectief. Ik keek ook vol bewondering naar de coherente en elegante programma’s die hij in Concertgebouw Brugge jarenlang heeft samengesteld.”
Aan jou om met complimenten te strooien, Jeroen.
Jeroen Vanacker: (lacht) Ik kende op mijn beurt haar geweldige reputatie bij De Munt, als iemand die enorme, ambitieuze producties gerealiseerd kreeg door middel van een sterke, maar ook open en transparante organisatie. Daar kwam dan ook nog haar ervaring bij de Philharmonie de Paris bij – een huis dat sterk dramaturgisch werk levert en voor mij toch altijd een groot voorbeeld is geweest. Dus je moet mij effectief niet vertellen waarom ze een grote meerwaarde voor het muziekdepartement van Bozar is.”
Is jullie complementariteit de sterkte van deze duobaan?
Vanacker: “Dat is alleszins een beetje de spelverdeling die we voor ogen hebben: dat ik de programmatie iets meer trek en Aurore het productieteam leidt. Je kan dat zien als een ‘split road’, maar ik denk vooral dat we allebei erg geloven in het feit dat je productie en programmatie niet los kan zien van elkaar. Je moet daar van in het begin mee bezig zijn – samen! Dat is de dynamiek die we in Bozar willen realiseren.”
Aubouin: “Al is het natuurlijk wel belangrijk dat we het fundamenteel eens zijn over waar we met het muziekprogramma naartoe willen. Niettegenstaande we vanuit onze expertise allicht elk ook wat andere accenten zullen leggen, en Jeroen zich logischerwijs wat meer met het dramaturgische en de storytelling zal bezighouden. Maar er moet een artistieke dialoog zijn, en ik denk ook dat daarin onze kracht zit.”
De Brusselse context is essentieel in ons verhaal, net als de rijkheid à la belge.
Hoe klonk die dialoog tot nu toe? Waar willen jullie met Bozar de komende jaren naartoe?
Vanacker: “We willen – kort samengevat – transmuzikaal zijn en diverse muziekgenres met elkaar verbinden. En niet alleen omdat dat past bij de transdisciplinaire ambitie van Bozar. Het is sowieso altijd de visie van dit huis geweest om muziek met andere kunstvormen te verbinden, maar de laatste tijd zie je binnen muziek hybride genres ontstaan. En die maken het steeds moeilijker om dingen in hokjes te stoppen. In plaats van daar tegen te vechten, willen we daar juist op inspelen. Want volgens mij biedt dat ook enorme kansen voor klassieke muziek. Je bereikt er een nieuw publiek mee, een nieuwe generatie die breed geïnteresseerd is, een soort van shufflegeneratie die erg gediversifieerd luistert.”
En daarvoor moesten jullie naar Bozar verkassen?
Aubouin: “De Brusselse context is voor mij essentieel in dit verhaal. Inhoudelijk ligt mijn functie heel dicht bij wat ik in Parijs deed, maar er zijn hier meer mogelijkheden om tot samenwerkingen te komen. Het sociaal weefsel is hier helemaal anders en we willen de rijkheid à la belge ook echt uitdragen in het muziekprogramma.”
Vanacker: “Absoluut! Er is de Brusselse situatie, het federale aspect, het bicommunautaire, … Maar ook de historiek van Bozar is voor mij van belang. De voortrekkersrol die dit huis in de 20ste eeuw op muzikaal vlak heeft gespeeld, werkt zeer inspirerend. De fusie van verleden, heden en toekomst moet ook in onze programmatie een belangrijke rol spelen.”
Aubouin: “En dan is er ook nog wat Jeroen daarnet aanhaalde: het linken van verschillende disciplines. Je creëert je muziekfocus hier niet in een vacuüm. Je moet je voortdurend de vraag stellen hoe het muziekprogramma kan dialogeren met bijvoorbeeld de exposities van Bozar. Er zijn weinig tot geen andere kunsthuizen in Europa waar dat überhaupt mogelijk is.”
We willen – kort samengevat – transmuzikaal zijn en diverse muziekgenres met elkaar verbinden
Geef eens wat voorbeelden?
Vanacker: “Laat me toch eerst even benadrukken dat dit seizoen nog grotendeels door onze voorganger is opgesteld. Ik ben er pas sinds de zomer van 2024 bij, dus we zitten dit seizoen in een transitieperiode. Maar dat wil niet zeggen dat we nog geen accenten hebben kunnen leggen. Een voorbeeld? Een van de grote Bozartentoonstellingen van dit seizoen draait rond het kunstenaarskoppel Hans/Jean Arp & Sophie Taeuber-Arp, maar ook binnen de muziek zijn er natuurlijk heel wat interessante voorbeelden van koppels. Luciano Berio en Cathy Berberian, om er zo maar eentje te noemen. Het is razend interessant om de thema’s van expo naar muziek te vertalen en vice versa. Maar dat vraagt ook een andere manier van samenwerken en communiceren over de disciplines heen, en dat is best uitdagend.”
Aubouin: “Maar er zijn uiteraard nog manieren om transversaal te werken, en we willen de komende seizoenen ook in vraag stellen hoe je vandaag een concert beleeft. Bijvoorbeeld door onze matineeconcerten op zondag gemoedelijker aan te pakken en het publiek óp de scène te zetten. Of door heel nieuwe concepten te ontwikkelen, zoals Staging the Concert – een reeks concerten gecreëerd op maat van Bozar. Bedoeling is om een mise-en-scène voor muziek te realiseren – op een of andere manier, want we willen de contouren ervan niet vastleggen, zodat kunstenaars zich volledig vrij voelen om met de muziek aan de slag te gaan. En ook daar komt trouwens weer de kracht van ons collectief naar boven, want zoiets kun je alleen realiseren met een sterke productiepoot.”
Welke muzikale coups de coeur dragen jullie visie dit seizoen al het meest uit?
Vanacker: “Als het gaat over transmuzikaliteit, dan denk ik meteen aan Bryce Dessner en Caroline Shaw. Dat zijn voor mij echt veelzijdige makers die zich laten inspireren door verschillende muzikale stijlen en die daar hun eigen ding mee doen. Op die manier zijn ze ook actief bezig met het uitrekken van de canon – iets waar we de komende jaren nog veel verder in moeten gaan.”
Aubouin: “Klassieke muziek is niet altijd vooruitstrevend te noemen op vlak van sociale thema’s, maar er is gelukkig steeds meer bewustwording. Er beweegt iets bij de grote huizen en orkesten. Neem het programma van het symfonieorkest van Montréal: ze kiezen zeer bewust voor Eko-Bmijwang (As Long in Time as the River Flows) van componist Barbara Assiginaak. Haar roots liggen bij de Anishinaabe of Ojibweg – een van de eerste volkeren van Canada – en haar werk verdient het echt om onder de aandacht gebracht te worden. Daarin is trouwens ook internationaal een belangrijke taak voor Bozar weggelegd, want we moeten daarin niet bescheiden zijn: binnen het Europees netwerk van muziekschouwburgen hebben we wel wat gewicht om die verandering mee op gang te trekken.”
Klassieke muziek is niet altijd vooruitstrevend te noemen op vlak van sociale thema’s, maar er is gelukkig steeds meer bewustwording