Gepubliceerd op - Ben Van Alboom

“Muziek is architectuur in de tijd”

De dialoog tussen muziek en beeldende kunst wordt in Bozar dit seizoen nog intenser met Staging the Concert, waarbij een kunstenaar wordt uitgenodigd om “in te grijpen in de muziek”. Robbrecht en Daem architecten zijn als eerste aan de beurt. De muziek? Muziek voor snaren, percussie en celesta van Béla Bartók.

Opvallend weinig verraadt dat achter het houten hek van twee bescheiden rijwoningen in Gent de allesbehalve bescheiden kantoren van Robbrecht en Daem architecten schuilgaan. De buurt mogelijk nog het minst van al, want de Brugse Poort staat niet bepaald bekend om zijn baanbrekende architectuur. 

“Het is een echte volksbuurt,” geeft Paul Robbrecht ruiterlijk toe, “waar mensen van verschillende origine rustig samenwonen. Al moet ik daar meteen aan toevoegen dat we deze immense oppervlakte hebben gekocht vóór de prijzen ook hier flink zijn beginnen stijgen. Het is onwaarschijnlijk wat mensen hier tegenwoordig betalen voor een huisje met niet meer dan een deur en een raam. We hebben enorm veel geluk gehad.” 

Vroeger lag op deze plek een luciferfabriek, vandaag werken er zo’n 35 mensen in het architectenbureau dat Paul Robbrecht en zijn vrouw Hilde Daem in 1975 boven de doopvont hielden. Onder hen ook hun zoon Johannes Robbrecht, die als partner bijna vanzelfsprekend eveneens betrokken was bij de vraag van Bozar om dit seizoen een nieuwe dimensie te geven aan de concertbeleving. “We zijn een echt familiebedrijf”, aldus Paul Robbrecht. 

“Collegium Vocale en dan vooral zijn oprichter Philippe Herreweghe zijn ontzettend belangrijk geweest in mijn muzikale vorming."
- Paul Robbrecht

En hoe muzikaal is die familie juist? 

Paul: “Niet! We zijn volstrekt amuzikaal. We kunnen geen noten lezen en zelfs niet zingen. Of nee, wacht: als ik in de mood ben, durf ik mij aan Ierse ballades te wagen. (lacht) Maar we houden wel allemaal ontzettend veel van muziek.” 

Johannes: “Dat is ook echt met de paplepel ingegeven. Als negenjarige werd ik meegenomen naar concerten van Collegium Vocale en zat ik op de eerste rij naar de Matthäus-Passion van Bach te luisteren.” 

Vond je dat tof? 

Johannes: “Ik vond dat geweldig! Al was dat op die leeftijd ook wel een uithoudingsproef.” 

Paul: “Ik vind dat op mijn leeftijd nog altijd een uithoudingsproef! (lacht) Maar Collegium Vocale en dan vooral zijn oprichter Philippe Herreweghe zijn ontzettend belangrijk geweest in mijn muzikale vorming. We hebben elkaar leren kennen als twintigers en reisden vaak samen naar Italië. Ik leerde hem over de renaissancearchitectuur, hij mij over de renaissancemuziek. Dat was een enorm rijke uitwisseling.” 

Een van jullie bekendste ontwerpen is uiteraard Concertgebouw Brugge. Heeft jullie liefde voor muziek geholpen om die architectuurwedstrijd te winnen?  

Paul: “Dat is goed mogelijk. Gerard Mortier zat in de jury en die was naar eigen zeggen grote fan van ons ontwerp. We hadden er ook een kamermuziekzaal in gestoken, niettegenstaande die niet gevraagd was. Maar we zeiden vlakaf: jullie moeten dat doen! En zie, die zaal wordt vandaag constant gebruikt voor strijkkwartetten en pianorecitals. De dialoog die je in zo’n zaal creëert tussen muzikanten, is toch wel erg bijzonder. Intussen zijn veel muzikanten die daar spelen trouwens ook vrienden geworden. Isabelle Faust, bijvoorbeeld.” 

Je spreekt nu vooral over klassieke muziek. Jullie voelen niets voor pop, rock of jazz? 

Paul: “Toch wel. Ik ben door saxofonist Michel Mast de jazz ingetrokken. Vandaag speelt die bij onder meer Laughing Bastards, maar ooit hebben we samen nog een bureautje opgericht, want hij is ook architect. Architectuur en Muziek heette dat bureau, en ik heb daar zelfs nog ergens briefpapier van liggen. (lacht) En het was dus op een concert van Archie Shepp, georganiseerd door Michel, dat ik voor het eerst dacht dat jazz toch ook wel iets diepgaands heeft. Maar jij luistert ook naar avant-gardepop hé, Johannes? Sonic Youth en zo.” 

Johannes: “Dat is geen pop.” 

Paul: “Awel, ja: noise.” 

Robbrecht en Daem architecten (c) Michiel Devijver

Ik vroeg het in feite vooral omdat ik bij ‘staging the concert’ eveneens moet denken aan die indrukwekkende podia waarmee U2 de wereld rondtrekt. 

Johannes: “Ik heb mijn vader ooit eens meegenomen naar Pukkelpop, en naar Radiohead en Björk op Rock Werchter.” 

Paul: “Ik vond dat fantastisch!” 

Johannes: “Maar het is niet het soort architectuur waar wij kaas van gegeten hebben. Bovendien was dat ook niet de vraag van Bozar, om een podium te bouwen.” 

Paul: “De vraag was om vanuit onze discipline te converseren met een muziekstuk. Want muziek is een taal, maar de architectuur is dat natuurlijk ook. En dus plaatsen we de geometrie, de basis van de architectuur, tegenover de structuur van Béla Bartóks Muziek voor snaren, percussie en celesta.” 

Johannes: “Omdat we geloven dat we op een gelijkaardige manier te werk gaan. De wijze waarop hij in zijn werk structuur aanbrengt, komt sterk overeen met hoe wij als architecten ruimte maken. Of dat is toch wat we willen aantonen, dat die muziek voor ons architectuur in de tijd is.” 

Dat klinkt … 

Paul: “Abstract? Prima! Het moet een verrassing blijven.” 

Johannes: “Ik kan je wel al vertellen dat er in de zaal twee dingen aanwezig zullen zijn: de muziek van Bartók en onze ingreep. En dat het de bedoeling is dat ze elkaar in evenwicht houden. Je zal ook voelen dat zowel het percussieve als het efemere van die muziek eveneens in onze ingreep zit.” 

Paul: “We spelen bovendien met de instructies van Bartók om het orkest voor dit werk in te delen in twee groepen, waartussen een celesta staat – een vreemdsoortige piano.” 

“Door over muziek te reflecteren, zijn we ook anders naar onze tekeningen beginnen te kijken."
- Paul Robbrecht

Hij werkte dus zelf ook architecturaal? 

Johannes: “Ja, zeer ruimtelijk. Maar dat zit zeker niet alleen in de opvoering, het zit ook in de opbouw van de muziek. In de Henry Le Bœufzaal zal dat straks allemaal duidelijk worden.” 

Wat vinden jullie trouwens van de rest van het Bozar-gebouw? 

Paul: “Van Victor Horta? Geniaal natuurlijk.” 

Johannes: “We zijn er ook al vaker in bezig geweest. We hebben de Cinematek gebouwd, het Bozar-café Victor is van onze hand en dan hebben we ook een paar tentoonstellingen ontworpen.” 

Paul: “Die vervlechting van verschillende kunsten in één gebouw, dat Wagneriaans idee van een gesamtkunstwerk doorgetrokken naar architectuur, dát is de kracht van wat Horta heeft gedaan. Maar wat ik er misschien nog het meest fascinerend aan vind, is dat het aan de kant van het koninklijk paleis amper een muurtje hoog en aan de andere kant is het zélf een echt paleis.” 

Was Staging the Concert voor jullie nu een uitdaging of was het vooral fun? 

Johannes: (veert recht) “We zijn erin gevlogen! Er zat enigszins een uitdaging in het feit dat we dit op korte tijd moesten realiseren, maar dat maakte het juist ook zo plezant. In de architectuur gaan dingen vaak erg traag. We hebben projecten die vijftien tot twintig jaar duren, zoals de Gentse Boekentoren. Iets als Staging the Concert ertussen nemen en op minder dan een jaar tijd in elkaar boksen, dat geeft echt energie.” 

Paul: “Door over muziek te reflecteren, zijn we ook anders naar onze tekeningen beginnen te kijken. Op den duur begonnen onze plannen voor Staging the Concert zowaar zelfs op partituren te gelijken. Dat was voor mij misschien wel het mooiste aan deze opdracht.” 

 

Bartók in Space and Time van Robbrecht en Daem architecten vindt plaats op 20 september in de Henry Le Bœufzaal. Alexander Vantournhout (13 februari) en Baloji (30 juni) nemen de volgende afleveringen uit de reeks Staging the Concert voor hun rekening.