Geen geboorte zonder naam
De term ‘surrealisme’ is voor het eerst te lezen in een voorwoord van de Franse schrijver Guillaume Apollinaire in 1917. Hij wilde een kunst benoemen die de realiteit overschrijdt. Hij schrijft: “Toen de mens het lopen wou imiteren, vond hij het wiel uit, dat er niet uitziet als een been. Daarmee creëerde men zonder het te beseffen het surrealisme.” De naam werd in 1924 door Breton overgenomen nu surrealisten in hun nieuwe werkelijkheid alle logica buiten spel zetten. Droombeelden, onverwachte combinaties of een gebrek aan een juist perspectief geven uitdrukking aan het irrationele.
Paul Nougé, La Jongleuse, uit de serie La Subversion des images, 1929-1930.
De eerste woorden: dada
De afwijzing van rationaliteit kwam niet uit het niets. De rationele drang tot verbetering werd namelijk als oorzaak van de Eerste Wereldoorlog beschouwd. Al in 1916 reageerde het in Zwitserland ontstaan dadaïsme hierop door zich fel uit te spreken over de toenmalige kunst. Surrealisten deelden met de dadaïsten de overtuiging dat kunst een impact op de maatschappij moest hebben en vermengden ook poëzie met beeldende kunst. De psychoanalyse van Sigmund Freud was een tweede, grote inspiratiebron voor het surrealisme. Zijn theorieën boden de kans om vanuit het onderbewuste anders naar de werkelijkheid te kijken: de innerlijke waarheid boven de algemene. Tegelijk slopen onder toejuiching van Breton communistische idealen de surrealistische groepen binnen. De afkeer tegen het kapitalisme nam alleen maar toe wanneer de economische groei van de Roaring Twenties als een kaartenhuis ineen viel in 1929.
Max Servais, C'est un peu de rêve…, c. 1934.
Brussel als speeltuin
De Belgische surrealisten betraden al vroeg het wereldtoneel, net na de publicatie in Parijs van het Manifest van het surrealisme in 1924. In ons land werden pamfletten gedrukt op felgekleurd papier, ondertekend door ‘Correspondance’ en een Brussels adres. De man achter deze actie was de poëet Paul Nougé, die zich al vrij snel zou uitspelen als bezieler (tête pensante) van het Belgische surrealisme. Camille Goemans en Marcel Lecomte schreven mee aan de pamfletten en maakten samen met René Magritte en componist Edouard-Léon-Théodore Mesens deel uit van de eerste surrealistische salons, met talrijke bijeenkomsten en publicaties. Onder invloed van Giorgio de Chirico veranderde Magritte vanaf 1925 drastisch zijn schilderstijl, weg van het kubisme en futurisme. Het Belgische surrealisme zet zijn eerste stappen.
René Magritte, Portret van Paul Nougé, 1927.
Het vriendenboek van Magritte
Nieuwe namen komen en gaan bij de Brusselse surrealistische groep, die in de jaren twintig steeds ‘mondiger’ werd. Ze verstoorden Franse avant-gardeperformances en bekritiseerden de Franse beweging met Breton als middelpunt. 1927 is een cruciaal jaar voor de surrealisten. Magritte's eerste solotentoonstelling in Brussel was voor velen de eerste kennismaking met zijn surrealistische kunst. Ondanks de gevoelige relaties met de Franse kunstenaars verhuisde Magritte in 1927 naar Parijs. Gedurende drie jaar zal hij er koortsachtig schilderen. Hij maakt er zijn eerste woordschilderingen, bezoekt de Parijse salons en leert er Dalí kennen. Na onenigheid met Breton keert Magritte uiteindelijk naar België terug en zal hij verder werken als inspirator van de Belgische kunsten. De internationale tentoonstelling Minotaure uit 1934 het Paleis voor de Schone Kunsten toont zijn werk naast dat van een groeiend aantal andere surrealisten. In datzelfde jaar wordt in Henegouwen een nieuwe surrealistische groep opgericht genaamd Rupture (‘breuk’). Het Belgische surrealisme is een succesvol leven verzekerd dat pas na zestig jaar en drie generaties zal uitdoven.
Jane Graverol, De waterdruppel, 1964.
Het surrealisme bood bovendien veel vrouwelijke kunstenaars een platform. In onze volgende blog lees je over het leven en werk van vrouwelijke surrealisten als Rachel Baes en Jane Graverol.