Remember to turn down the brightness and mute your phone.

Terug naar het evenement

Rachel Podger & Arte dei Suonatori

18 Jan.'24
- 20:00

Henry Le Boeufzaal

Georg Philipp Telemann (1681-1767)

Concerto polonois in G, TWV 43:G7 (7')

  • Dolce
  • Allegro
  • Largo
  • Allegro

Antonio Vivaldi (1678-1741) 

Vioolconcerto in D, uit La stravaganza, op. 4, no. 11, RV 204 (1716) (8')

  • Allegro 
  • Largo 
  • Allegro assai 

Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788)

Symfonie in F, Wq 175 (1755) (9')

  • Allegro Assai 
  • Andante  
  • Tempo di Menuetto 

Johann Georg Pisendel (1687-1755)

Vioolconcerto in g (14')

  • Allegro 
  • Moderato 
  • Allegro 

 

pauze

 

Antonio Vivaldi 

Concerto voor viool in c, uit La stravaganza, op. 4, no. 10, RV 196 (1716) (9')

  • Spirituoso 
  • Adagio
  • Allegro 

Carl Philipp Emanuel Bach

Symfonie in G, Wq. 173 (1741) (7')

  • Allegro assai  
  • Andante  
  • Allegretto 

Joseph Haydn (1732-1809)

Concerto voor viool en klavecimbel in F, Hob. XVIII:6 (1756) (19')

  • Allegro moderato 
  • Largo 
  • Presto

 

Duur: +/- 2u 

Opname en live uitzending door Klara en Musiq3

In samenwerking met het Pools Instituut Brussel

La Stravaganza: het vioolconcerto van Vivaldi tot Haydn

Het concerto voor viool is een muzikale vorm waarvan het succes in de loop der tijd nooit getaand is. Sinds zijn opkomst in de tweede helft van de 17e eeuw is dit instrumentale genre de grootste componisten blijven inspireren. Het vioolconcerto is afkomstig van het concerto grosso, een kleine groep van meerdere solisten (concertino genoemd), begeleid door een orkest. Het is een soloconcerto waarbij het orkest slechts met één solist in dialoog treedt. Componisten uit de barok zouden al snel de vormelijke voorschriften van het soloconcerto vastleggen, die tot in de 20e eeuw onveranderd bleven: een structuur in drie bewegingen (snel-traag-snel), waarbij het trage deel in een andere toonaard is geschreven dan de snelle delen. Het concerto voor viool was aanvankelijk het voorrecht van Italiaanse componisten, die gebruikmaakten van de belangrijke ontwikkelingen van de beroemde vioolbouwers uit Cremona, waaronder de families Amati, Stradivari en Guarneri. Maar al snel verspreidde het zich in de rest van Europa en werd het verrijkt met procedés en nieuwe ideeën, wat getuigt van de groeiende populariteit van het instrument binnen alle sociale klassen. Bovendien liet deze muzikale vorm toe dat virtuoze violisten hun technisch meesterschap konden tentoonspreiden.

Georg Philipp Telemann (1681-1767) was een muzikale polyglot die benieuwd was naar alle muziek van zijn tijd, vooral Poolse muziek, zoals mag blijken uit zijn Concerto polonois, TWV 43:G7. Tussen 1705 en 1711 was de jonge Duitse componist kapelmeester bij graaf Erdmann II, hoveling en minister van August II, koning van Polen. Tijdens een verblijf in Polen ontdekte de Kapellmeister er de volksmuziek in al haar “authentieke en barbaarse schoonheid”. De vier bewegingen van het Concerto polonois zijn door deze volksmelodieën geïnspireerd. Afwisselend zetten ze een stukje van dit muzikale repertoire in de kijker, of het nu gaat om een mazurka (een traditionele dans in drie tijden, met een levendig karakter) of een polonaise (een trage, plechtige nationale dans).

Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788) is de tweede zoon van Johann Sebastian Bach (1685-1750) en het petekind van Telemann. Haydn, Beethoven en Mozart bewonderden hem. Hij schreef zijn Sinfonia Wq. 173 en Wq. 175 respectievelijk in 1741 en 1755; ze behoren tot de cyclus van acht Berlijnse symfonieën (Wq. 173-181), ontstaan tussen 1741 en 1762. In de 18e eeuw verwijst de term sinfonia naar een instrumentaal stuk dat dienstdoet als ouverture of intermezzo in een opera. In de loop van de eeuw werd de benaming echter geleidelijk aan gebruikt voor symfonische concerten. De twee symfonieën van C.Ph.E. Bach die op het programma staan, bestaan net als de stukken uit de Berlijnse cyclus uit drie bewegingen (snel, traag, snel), zoals de structuur van concerti dat vereiste. Al kennen deze preklassieke werken nog niet de omvang die latere componisten hun zouden geven, toch laten ze horen hoezeer C.Ph.E. Bach een overgangsfiguur was. Ze vallen op door hun vurige en gevoelige karakter, wat ze te danken hebben aan de orkestrale schriftuur die Italiaans getint is: de violen spelen voornamelijk unisono, de altviool verdubbelt de bas in het octaaf, en er wordt gebruikgemaakt van de basso continuo.

Johann Georg Pisendel (1687-1755) wordt als de grootste Duitse violist van zijn tijd beschouwd. Hij was een leerling van de beroemde Giuseppe Torelli aan het hof van de hertog van Ansbach. In 1709 ontmoette hij Bach in Leipzig, in 1711 Telemann in Eisenach. Van 1712 tot aan zijn dood was hij werkzaam aan de Hofkapel van het Hof van Saxen in Dresden, aanvankelijk als violist en vanaf 1728 als Konzertmeister. Tijdens zijn verblijf in Italië tussen 1716 en 1717 kreeg hij les van Vivaldi, met wie hij nauw bevriend raakte. Dankzij zijn reizen kwam hij rechtstreeks in contact met de Italiaanse en de Franse stijl. Al had hij vanwege zijn diverse opdrachten weinig tijd om te componeren, zijn relatief bescheiden cataloog is kwalitatief hoogstaand. De Italiaanse invloed overheerst in de vioolconcerti, waar hij het voorbeeld van Vivaldi volgt maar hier en daar een galantere muziektaal hanteert. Het Concerto da Camera in Bes-groot getuigt hiervan.

Het is onmogelijk te spreken over het concerto voor viool zonder Antonio Vivaldi (1678-1741) te vernoemen, de beroemdste vertegenwoordiger en voorloper van dit genre. Zijn bundel La Stravaganza is een verzameling van twaalf concerti voor viool solo, strijkorkest en basso continuo; een tweede solist is sporadisch vereist, met name in het concerto nr. 10. Hij schreef het tussen 1712 en 1713 en publiceerde het in 1716 in Amsterdam bij Étienne Roger en Michel-Charles Le Cène. De bundel is opgedragen aan Vettor Delfino, voormalig leerling van de componist en mecenas van de Venetiaanse adel. In dit opus 4 ontdoet Vivaldi zich van de invloed van Corelli en luidt hij zijn eigen stijl in, waarbij hij diverse relaties tussen solist en orkest verkent. Belangrijker is dat hij in deze bundel op bijna definitieve wijze de conventionele vorm van het solistische concert in drie delen vastlegt (Allegro-Adagio-Allegro).

Toen Joseph Haydn (1732-1809) zijn Concerto in Fa-groot nr. 6 (Hob. XVIII:6) voor viool en klavier schreef, was het concerto voor solo-instrument in Oostenrijk nog niet lang ingeburgerd. Hij componeerde het werk naar aanleiding van de intrede in het klooster van Josepha Keller, een jongedame op wie hij verliefd was. De componist schreef het stuk voor viool en orgel, maar uit de meeste bronnen blijkt dat voor Haydn en zijn tijdgenoten het evenzeer op klavecimbel kan worden gespeeld. In 1803 haalde Haydn deze compositie, die in de vergetelheid was geraakt, weer tevoorschijn en stuurde hij haar naar Georg August von Griesinger, zijn Weense contactpersoon bij de muziekuitgevers Breitkopf & Härtel. Het dubbelconcerto werd in 1766 in de cataloog van Breitkopf aangekondigd, maar pas in 1937 uitgegeven in een instrumentatie voor viool en klavecimbel. In dit werk wordt op verfijnde wijze vrijheid en verleiding uitgedrukt, in een briljante en galante stijl die in Duitsland en Oostenrijk bijzonder gewaardeerd werd.

Romane Massart (vert. Xavier Verbeke)

Rachel Podger

Artistieke leiding en viool

De Britse violiste Rachel Podger geldt als een van de vooraanstaande interpretatoren van barok- en klassieke muziek. Ze kreeg als eerste vrouw de prestigieuze Royal Academy of Music/Kohn Foundation Bach Prize toegekend (Oktober 2015) en werd in 2018 door Gramophone verkozen tot artiest van het jaar. Podger werkte samen met eminente dirigenten als Robert Levin, Jordi Savall en Masaaki Suzuki en speelde onder meer met het Philharmonia Baroque Orchestra, het Orchestra of the Age of Enlightenment en Holland Baroque. Tot haar fel bejubelde en bekroonde opnames behoren Bibers Rozenkranz-Sonaten (met Marcin Świątkiewicz en David Miller), de Cellosuites van Bach in een transcriptie voor viool en een originele selectie aan solo vioolmuziek van Bach en tijdgenoten (Tutta Sola).

Marcin Świątkiewicz

Artistieke leiding en klavecimbel

De Poolse clavecinist Marcin Świątkiewicz studeerde klavecimbel en compositie in Den Haag en Katowice. Hij heeft een sterke interesse in improvisatie en staat bekend omwille van zijn bijzonder inventieve basso continuo realisaties. Świątkiewicz is zowel thuis in solo als kamermuziek en trad wereldwijd op met ensembles waaronder Brecon Baroque, Divino Sospiro, Capella Cracoviensis, en Scroll Ensemble. De clavecinist schitterde op verschillende grote festivals zoals de Göttingen Handel Festspiele, het Festival de Radio France Montpelier, en Wratislavia Cantans. Świątkiewicz nam bekend en minder bekend werk op. Op zijn albums prijken onder meer Bibers Rosenkranz-Sonaten (in samenwerking met Rachel Podger en David Miller), Christoph Schaffraths klavecimbelconcerto en vijf klavierconcerti van J.G. Müthel, opgenomen met Arte dei Suonatori en bekroond met een Diapason d'Or award.

Arte dei Suonatori

Arte dei Suonatori werd in 1993 opgericht door de violisten Ewa Golińska en Aureliusz Goliński, en groeide sindsdien uit tot een van de toonaangevende Poolse orkesten gewijd aan muziek uit de barok- en klassieke periode. Het ensemble bezit een erg ruim repertoire van meer dan 700 stukken, en biedt zo een brede doorsnede van stijlen en vormen uit de 17e en 18e eeuw evenals van hedendaags werk. In de loop van hun dertigjarig bestaan nam het orkest reeds 18 albums op die door de kritiek erg gunstig ontvangen werden. Zo verkoos Gramophone hun versie van Vivaldi’s La Stravaganza tot barokalbum van het jaar. Arte dei Suonatori werkt geregeld samen met topsolisten en dirigenten uit de Oude Muziek waaronder Hidemi Suzuki, Eduardo López Banzo, Davitt Moroney, Alice Piérot, en Barthold Kuijken. Sinds meer dan drie jaar geniet het ensemble van een vruchtvolle samenwerking met Marcin Świątkiewicz die optreedt als soloist en dirigent.