Nadat ze in de jaren 2000 feministische pornografie exploreerde, heeft Ovidie (geboren Eloïse Delsart) verschillende documentaires en fictieprogramma’s gemaakt voor radio en tv, waaronder Là où les putains n’existent pas in 2018 (Amnesty International Award voor beste documentaire) en Des gens bien ordinaires in 2023 (International Emmy voor beste miniserie).
In haar essay La chair est triste hélas uit 2023 zet Ovidie uiteen hoe ze onthecht raakte aan seks, eerst uit vermoeidheid en ontgoocheling, en later uit overtuiging. Ze noteert alles wat ze naar eigen zeggen zichzelf verbiedt onder woorden te brengen. “Het is een vorm van geweld waar je uiteindelijk spijt van krijgt,” schreef ze, “maar waar je doorheen moet om rust te vinden. Deze tekst is de hartstocht die me in vuur en vlam zet en me verteert.” Er gaat een ontgoocheling zo strak als een boog in schuil, gedreven door een heilzame eerlijkheid en een bijna koude woede.
Je werkt al lang rond intimiteit en seksualiteit. Is dat ook de rode draad doorheen jouw werk?
Ovidie: “De rode draad is al 25 jaar de politisering van het intieme. Hoe het intieme tot een politieke zaak wordt gemaakt en hoe dat tegenwoordig – post-MeToo – in debatten al meer wordt aanvaard. Wanneer ik het heb over het intieme, heb ik het trouwens niet noodzakelijk over seksualiteit. Het kan ook over het koppel gaan, over de liefde, het ouderschap, een bevalling. Het is niet alleen de politisering van wat er in de slaapkamer gebeurt, maar ook van wat er zich in het hele gezin afspeelt.”
Door wie of wat ben je zelf beïnvloed?
Ovidie: “Ik ben sterk beïnvloed geweest door de feministische pro-seksbeweging van eind jaren 70, begin jaren 80, waarbij werd geijverd om musea ook open te stellen voor vrouwelijke kunstenaars. Die beweging was verweven met andere bewegingen die dan weer opkwamen voor een betere seksuele opvoeding. Ik had daarnaast ook enorme bewondering voor het werk van bepaalde vrouwelijke performers. Ik denk aan Cosey Fanni Tutti, die haar gebruikte tampons tentoonstelde in het Institute of Contemporary Arts in Londen. Dat was in 1976. Ik ben helemaal in de ban van al die vrouwen die met hun lichaam werkten.”
In La chair est triste hélas heb je het over het geweld dat in het intieme leven plaatsvindt. Heb je ook stilgestaan bij het geweld waartoe jouw woorden zouden kunnen leiden? Je schrijft: “Ik heb het gevoel dat deze tekst me op geweld en bedreigingen zal komen te staan, want mannen verafschuwen vrouwen die hen afwijzen.”
Ovidie: “Voor de promotie van het boek heb ik alle video-interviews en tv-uitzendingen geweigerd, want ik weet hoe het werkt. Iedereen kijkt eerst naar je uiterlijk. Dat doen we allemaal, zowel mannen als vrouwen. Ik ben zelf ook niet meteen bezig met wat een vrouw zal zeggen. Nee, ik kijk eerst naar hoe ze eruitziet. In La chair est triste hélas gaat het over het verzaken aan de seksualiteit, het verzaken aan de heteroseksualiteit. Zo zullen er noodgedwongen twee kampen ontstaan. Je zult mensen hebben die zeggen ‘jammer, want ze mag er nog wel zijn’, terwijl anderen het zullen houden op ‘ze is zo lelijk dat ik zelfs niet in haar buurt wil komen’. Hoe dan ook zou dat een slecht uitgangspunt zijn. Ik heb me daarom gefocust op de radio en de geschreven pers. Want heteroseksualiteit afzweren gaat niet zonder slag of stoot. Het lokt bij bepaalde mannen viscerale reacties uit. Ze zijn een beetje zoals grillige kinderen: ze willen alle vrouwen kunnen bezitten. Zodra een vrouw “ik ben niet bereikbaar” zegt, zodra ze niet ingaat op dat mannelijke verlangen en zich niet beschikbaar opstelt, wordt het mannen als het ware zwart voor de ogen en worden ze erg agressief. Dat is trouwens ook een verklaring voor lesbofobie of de haat jegens de sluier.”
Nu je de seksualiteit vaarwel hebt gezegd, hoe sta je tegenover het koppel?
Ovidie: “We dolen allemaal rond en vragen ons af of liefde niet de bron is van alle ongelijkheid en geweld. Nooit eerder hebben we zoveel nagedacht over de vernietiging van het koppel en de heropbouw van iets wat meer gelijkheid ademt. Dat past bij de tijdsgeest. Er schort iets en dus moeten we de liefde heruitvinden. Maar we weten niet hoe we dat moeten doen. Ik ben al jaren bezig met die deconstructie, maar het einde is nog altijd niet in zicht. In mijn ogen bevinden we ons in een woestenij. Ik heb de indruk dat het nog jaren zal duren vooraleer we de gepaste modellen hebben ontwikkeld. Ofwel keren we terug naar het klassieke stel en zal er niets veranderd zijn. Op dit moment hebben we een soort experimentele onderbreking ingelast.”
Staat ook het concept van het gezin ter discussie?
Ovidie: “Hoe kun je tegenwoordig op een andere manier een gezin stichten? In mijn omgeving zie ik heel wat mensen die een ander soort ouderschap uitproberen. Al mijn lesbische en homoseksuele vrienden denken daar veel over na. Vroeger was een kind de vrucht van de liefde. Inmiddels vragen we ons af hoe we een kind zullen maken, hoe we het zullen grootbrengen, los van alle amoureuze perikelen en geschillen. We zien dat het stel zoals we dat kennen – en het ouderschap dat met dat stel verbonden is – het niet meer doet. Nog voor het kind drie jaar is, nemen we een advocaat in de arm om uit elkaar te gaan. En uiteindelijk zijn we ongelukkig. Dat betekent dat er iets niet al te best functioneert. Maar goed, ik heb ook de oplossing niet.”
Experimenteer je dan nu met nieuwe relatievormen of met nieuwe manieren om je te engageren?
Ovidie: “Ik hou me ver van alles wat met liefde of verlangen te maken heeft. Ik deserteer liever, want ik heb niet de ambitie om wat dan ook opnieuw op te bouwen. Vriendschap vind ik daarentegen ondergewaardeerd. Wanneer je afscheid neemt van het seksuele en van de heteroseksualiteit in het algemeen, gebeurt er iets opvallends. Ineens ben je een aantal relaties kwijt. Dat is de eerste klap. Zodra je kenbaar maakt dat je niet beschikbaar bent, beginnen heel wat mensen uit je omgeving – die je overigens niet noodzakelijk wilden bespringen – op een andere manier tegen je te praten. Zonder dat we het beseffen, zou er in onze interacties wel eens een zekere vorm van verleiding kunnen schuilgaan, een zekere mate van koketterie. Als je niet beschikbaar bent omdat je een vriend hebt, kan het ze niet schelen. Dat houdt ze niet tegen en het verhindert ze niet om zich wilde fantasieën te verzinnen. Dat is dus al een eerste selectie.”
Je reikt geen sjablonen aan, geen pad om te volgen voor jezelf of voor anderen. Voel je je alleen?
Ovidie: “Neen, want ik sta niet alleen. Om te beginnen heb ik een dochter. Ik woon ook niet alleen: ik heb drie honden. Vrouwen en honden hebben een bijzondere band die vertrekt van empathie. Honden moesten zich dienstbaar opstellen en simpele taken uitvoeren, en dat deden ze samen met vrouwen. Beide werden in het huishouden ingezet en dat schept een bijzondere band. De hond was niet zozeer een ‘jachttuig’, maar werd al vroeg een sociale partner van – voornamelijk – vrouwen. Iedereen ziet meteen het beeld voor zich van de arme meid of de oude vrijster die moederziel alleen zal sterven. Welnu, ik ben nooit alleen. Ik heb op een of andere manier altijd gezelschap. Ik heb nooit iemand de hele tijd aan mijn zijde, maar ik heb altijd gezelschap. Ik voel me niet alleen. Ze hebben ons altijd gezegd dat we op de eerste plaats op de liefde moesten focussen. Vriendinnen kwamen op de tweede plaats. Maar als je jezelf bevrijdt van die verplichting om deel uit te maken van een koppel, krijg je veel meer mentale ruimte en heb je ook veel meer tijd die je in je vriendschappen kunt investeren.”
Safia Kessas
Op 25 november gaat Ovidie tijdens Meet the Thinker in de Henry Le Bœufzaal verder in gesprek met Safia Kessas.