In ons lenteprogramma komen een aantal cineasten uit Afrika en zijn diaspora aan bod, met sterk hedendaags werk zoals Mati Diops Atlantique et Dahomey en Raoul Peck Ernest Cole: Lost & Found. Ook Belgische studenten tekenen present met films over zwarte zelfrepresentatie en immersieve cinema, evenals MoHarawe's The Village Next to Paradise, Madeleine Hunt-Ehrlichs The Ballad of Susanne Cesaire en Sammy Baloji's L'arbre de l'authenticité. Er zijn ook klassiekers te zien zoals Den Muso, Yeelen en Finyé van de onlangs overleden Souleymane Cissé. Deze belangrijke stem uit de filmwereld heeft er altijd naar gestreefd de diepten van de Afrikaanse cultuur naar voren te brengen door te zeggen: “Films die Amerikaanse of Europese cinema imiteren zouden zinloos zijn. We moeten ons verdiepen in onze eigen bronnen.”
Afrikaanse cinema in vogelvlucht
In 1934 verbood een decreet in de Franse koloniën de zwarte inwoners om zichzelf te filmen zonder speciale toestemming. Opnames moesten dienen als koloniale propaganda en creëerde een stereotiep beeld van het continent. Maar beetje bij beetje werd de bioscoop een plek waar zwarte mensen andere, meer waarheidsgetrouwe, beelden van zichzelf te zien kregen. De film Afrique sur Seine van Paulin Soumanou Vieyra uit 1955 was een symbolisch startschot voor de “cinema van Franstalig Afrika ten zuiden van de Sahara”, gemaakt in Parijs bij gebrek aan toestemming in Senegal. Het jaar daarop werd in Parijs het eerste Congres van Zwarte Schrijvers en Kunstenaars gehouden als onderdeel van de beweging Négritude. Na de onafhankelijkheden werd cinema een belangrijk instrument voor Afrikaanse kunstenaars om hun geschiedenis terug te winnen. FEPACI, opgericht in 1969, gebruikte cinema in de opvoeding om dominante ideologieën te bestrijden. Ondanks de moeilijkheden in de jaren 70 en 80 zag de jaren 90 de opkomst van Nollywood in Nigeria, die een bredere en goedkopere toegang bood tot de Afrikaanse filmcultuur.
Over het algemeen blijft de geschiedschrijving van Afrikaanse cinema echter slecht gedocumenteerd en beperken begrippen als authenticiteit, identiteit en territorialiteit het tot een homogene cinema die in feite divers en universeel is. Ze is gevormd door migraties - vrijwillig of gedwongen - en een constant evoluerende identiteit.
Stereotypen tegengaan en een identiteit omarmen
De selectie films bij Bozar nodigt ons uit om na te denken over de rol van audiovisuele media in de constructie van identiteit. Door de grenzen van het verhaal te verleggen, laten de kunstenaars ons zien dat de verhalen van Afrika en zijn diaspora niet vastliggen en ook niet eenduidig zijn.
In Dahomey documenteert Mati Diop de teruggave van de koninklijke schatten die door Frankrijk zijn gestolen. Hij betrekt de Beninese studenten, zodat zij zich hun geschiedenis opnieuw kunnen toe-eigenen en vanuit een Afrikaans perspectief kunnen bekijken. Raoul Peck onderzoekt aan de hand van fotoarchieven in Ernest Cole: Lost & Found de erfenis van de apartheid en de impact ervan op Zuid-Afrika. Madeleine Hunt-Ehrlich wil licht werpen op onzichtbare aspecten van de geschiedenis van zwarte vrouwen en onderzoekt de figuur van Suzanne Césaire, een onterecht over het hoofd geziene activiste, schrijfster en intellectueel. Sammy Baloji verdiept zich in L'Arbre de l'authenticité (De boom van authenticiteit) in de koloniale en postkoloniale geschiedenis van de Democratische Republiek Congo, waarbij hij het intieme en het wetenschappelijke samenbrengt om de erfenis van de Belgische kolonisatie te begrijpen en tegelijkertijd ecologische kwesties aan de orde te stellen.
Zelfrepresentatie van meerdere realiteiten
Op het Afropolitan Festival begin maart vertoonde Bozar verschillende films van de visionaire filmmaker Mwezé Ngangura, waaronder Pièces d'Identités. Over de film zei hij: “RTBF nodigde me uit om over de film te praten en de presentatrice vertelde me dat ik een beeld van de Belgen schetste dat niet helemaal correct was. Ik zei haar dat dat niet meer dan eerlijk was, omdat het beeld dat Europeanen tot dan toe van Afrikanen hadden gegeven ook niet helemaal correct was.” Het herschrijven van verhalen in weerwil van stereotypen resoneert sterk met Souleymane Cissé, die zei: “De eerste taak van Afrikaanse filmmakers is om te bevestigen dat de mensen hier mensen zijn en om onze waarden bekend te maken zodat die nuttig kunnen zijn voor anderen. De generatie na ons zal openstaan voor andere aspecten van cinema. Het is onze plicht om mensen te laten begrijpen dat witte filmmakers hebben gelogen door middel van hun beelden.”
Mo Harawe's The Village Next to Paradise, meestal aangekondigd als “de eerste Somalische film die in Cannes werd vertoond”, gaat verder dan dit label en vestigt zich als een persoonlijke verkenning van de band van de regisseur met Somalië, zijn land van herkomst. “Ik wil vooral dat ze de bioscoop verlaten met een hart vol liefde en dat ze zich de ogen, de gezichten, de voeten, de glimlachen, de gebaren, de mensen, de dieren en het landschap herinneren,” zei hij bij de presentatie van zijn film in Cannes. “Terugblikkend denk ik, onder andere, dat ik mezelf beter wilde leren kennen door een film te maken over Somalië, het land waar ik ben geboren en opgegroeid.” Wat doet denken aan Souleyman Cissé wanneer hij zegt over het maken van Yeleen: “De eerste keer dat ik de kliffen van Bandiagara zag, heb ik gehuild.” We vermoeden dat ook jij het niet zal drooghouden bij deze ontroerende, ontwrichtende en onthullende films. Veel cinemaplezier!