Sinds in 1870 de eerste Mattheuspassie werd uitgevoerd in Nederland, is het meesterwerk van Johann Sebastian Bach in Europa almaar populairder geworden. Alleen al in Nederland en België zijn er elk jaar honderden uitvoeringen rond Goede Vrijdag. Vanwaar komt die fascinatie voor een gelegenheidswerk dat bijna driehonderd jaar oud is?
Het is een merkwaardig verschijnsel. Het internet is onze religie, onze smartphone de God in wie we de ander ontmoeten. De kerkgebouwen van het snel geseculariseerde Europa lopen leeg, en toch vinden steeds meer mensen de weg naar één van de meest diepgewortelde religieuze composities aller tijden: de Mattheuspassie van Johann Sebastian Bach.
Het fenomeen van de passiecultus reikt trouwens veel verder dan die ene magistrale compositie. In 2006 werd in Manchester onder de naam The Passion een totaalspektakel opgevoerd waarin aan de hand van populaire popsongs het bekende verhaal verteld werd. Ondertussen waaide het concept over naar Nederland en België, maar ook naar de Verenigde Staten.
Van de Mattheuspassie bestaan ondertussen vertalingen, bewerkingen voor kinderen en zelfs een versie met stevige tango-invloeden. Op welke manier dan ook – of het nu in de versie van Bach of die van een resem populaire artiesten is –, het verhaal van de laatste dagen van Jezus Christus blijft beroeren en intrigeren.
Ontstaan van de passiecultus
De eerste uitvoeringen van de Mattheuspassie vonden plaats in 1727, 1729, 1736 en 1740 in de Thomaskirche in Leipzig, waar Bach op dat moment kapelmeester was. De passie was eigenlijk een gelegenheidscompositie voor de lange avondviering op Goede Vrijdag. De muziek werd onderbroken door lezingen en preken, wat de totale duur van de plechtigheid makkelijk tot meer dan vier uur moet gemaakt hebben.
Na Bachs overlijden in 1750 zou het duren tot 11 maart 1829 vooraleer het werk opnieuw gehoord werd, weliswaar in een ingekorte versie en aangepast aan de smaak en gewoontes van de tijd. Het was de jonge Felix Mendelssohn die met deze uitvoering de muziek van Bach opnieuw op de kaart zette. De uitvoering in de Berlijnse Singakademie was het startpunt voor de eerste echte Bach-revival.
Een kleine halve eeuw later, in 1870, was de Mattheuspassie voor het eerst te horen in Nederland. Woldemar Bargiel leidde er toen Toonkunst Rotterdam. In Amsterdam zorgden de concertzaaluitvoeringen met dirigent Willem Mengelberg van het Concertgebouworkest voor een groeiende interesse in het werk tussen 1899 en 1944, terwijl de Nederlandse Bachvereniging sinds 1922 elk jaar de passie opvoert in de Grote Kerk in Naarden. Deze uitvoeringen zijn de hoeksteen van de passiecultus in Nederland en worden bezocht door tal van bekende figuren en hoogwaardigheidsbekleders.
Anno 2024 is bijna niet meer te tellen hoeveel uitvoeringen er jaarlijks plaatsvinden in Nederland en België; de aandacht is alleen maar toegenomen. Dat uitgerekend Nederland voor de bijl gaat bij dit muziekwerk kan te maken hebben met de protestantse voorgeschiedenis (Bach verweeft het evangelie met Lutherse koralen), maar de aanwezigheid van muzikale pioniers op het vlak van de oude muziek speelt zeker een even grote rol. Ook in België specialiseerden muzikanten en dirigenten zich tijdens de tweede helft van de vorige eeuw in de historisch geïnformeerde uitvoeringspraktijk, met doordachte interpretaties als resultaat. Philippe Herreweghe, die op 27 maart zijn visie op dit passieverhaal deelt in Bozar geldt internationaal als één van de meest toonaangevende artiesten op dat vlak.
Herkenbaar verhaal en gelaagde muziek
Het blijvende succes van de Mattheuspassie laat zich op verschillende manieren verklaren. Eerst en vooral is er de herkenbaarheid van het verhaal. Van alle Bijbelse verhalen zijn de geboorte en de kruisiging van Jezus wellicht de bekendste. Zelfs de meeste niet-gelovigen zijn nog vertrouwd met begrippen als het Laatste Avondmaal, het verraad van Judas, het kraaien van de haan en de kruisweg van Christus. Zulke verhalen liggen aan de basis van onze westerse cultuur en spreken ook buiten de liturgische of religieuze context tot de verbeelding.
In de Mattheuspassie werkt Bach met een combinatie van evangelieteksten en commentaren, samengesteld door zijn tijdgenoot Picander. Daardoor wordt het verhaal niet alleen verteld, maar ook tot leven gebracht in een haast theatrale setting.
Bach maakt de donder en bliksem haast letterlijk hoorbaar
Een tweede belangrijk element is natuurlijk de muziek zelf. Hoe slaagt Bach erin om gedurende drie uur of meer (afhankelijk van de gekozen tempo’s) de aandacht van musici en publiek vast te houden? Wat meteen opvalt, is de afwisseling tussen verschillende genres binnen de passie. Er zijn lyrische aria’s voor de solisten, beschrijvende recitatieven waarin de evangelist het verhaal aan elkaar praat, Lutherse koralen en tumultueuze passages voor meerdere koren en orkestgroepen. Nu eens is Bachs muzikale wereld groots en indrukwekkend, dan weer super intiem en breekbaar.
Bovendien is de muziek ook heel beeldend. Bach maakt de donder en bliksem haast letterlijk hoorbaar, een slang kruipt als een sliert noten door de notenbalken. Het kraaien van de haan is even expressief als de bittere tranen van Petrus bij het besef dat hij Jezus verloochend heeft.
Een Mattheuspassie voor iedereen
De combinatie van een rijk libretto en een fascinerend muzikaal universum laat bovendien toe dat je op verschillende niveaus kunt luisteren en toch een even sterke esthetische ervaring kunt beleven. Zo zullen veel hedendaagse luisteraars de Lutherse koralen (het bekendste is O Haupt voll Blut und Wunden) ervaren als welkome rustpunten in het complexe weefsel van Bachs muziek.
Voor wie zich in 1729 in de Thomaskerk in Leipzig bevond, waren dit echter de teksten en melodieën die men kende en steevast meezong in de kerk. Tussen de zuiver muzikale appreciatie van het werk en de volledig inhoudelijk doorleefde ervaring zitten oneindig veel gradaties waartussen één luisteraar met groot gemak kan schakelen. Voor sommigen heeft de muziek an sich een bijna religieus statuut, voor anderen versterkt de muziek net de religieuze kracht van het evangelie.
Dirigent Reinbert de Leeuw benadrukte in een interview in 2016 dat elke maat van deze passie vol rijkdom en betekenis zit. Misschien is dat wel één van de redenen voor de eindeloze houdbaarheid van dit werk. Bij elke uitvoering en bij elke beluistering komen er nieuwe details naar boven. De partituur van Bach is zo genereus dat ze na drie eeuwen nog lang niet alles heeft prijsgegeven.
Bij elke uitvoering en beluistering komen nieuwe details naar boven
Er is dus het verhaal uit de Bijbel en er is de muziek, maar als we zien welke hedendaagse versies er elk jaar rond deze periode ontspruiten aan de creativiteit van kunstenaars, dan is dat ook omdat de onderliggende emoties van het verhaal een heel groot deel van de bevolking weten te raken. Dat is niet anders in de eigenzinnige benadering van Iván Fischer. Hij transporteert de originele partituur van Bach naar het geglobaliseerde en conflictueuze 'nu'. Daar horen Indische raga's bij, maar evengoed improvisatie op de sitar of andere werken met religieuze weerhaakjes, zoals Kaddisch van Maurice Ravel. De rode draad is het gevoel van medelijden.
Het tijdloze verhaal van de Passie gaat over liefde, rouw, spijt, ontgoocheling, frustratie, wanhoop, pijn, hoop, medelijden, vreugde en verdriet. In alle mogelijke bewerkingen van de Mattheuspassie en andere passieverhalen vormen die onderliggende en diepmenselijke gevoelens de kern. De Mattheuspassie gaat over ons.